Discords.nl Reisgenoot Friso Pas schrijft maandelijks een muzikale column voor onze website. De derde 'Pas op de plaat' column gaat over hoe Friso's liefde voor muziek begon. Scroll dus lekker door...
Mijn liefde voor muziek - Hoe het begon...
Muziek is overal. Het staat aan in huis, op je werk, in de auto, of het fladdert door je hoofd, met of zonder koptelefoon. Misschien ben je er actief mee bezig, omdat je een instrument speelt, onder de douche meebrult of ritmisch de trap af stuitert. Altijd leuk om je ervaringen met anderen te delen of er een flinke discussie over op te zetten. Niet alleen over smaak, over favorieten of over de Top 2000, maar ook over de beleving. Hoe dat bij mij zit? Dat kan ik niet in 1 column kwijt. Daarvoor betekent het teveel en zijn er te veel details die ertoe doen. Maar laat ik er gewoon eens wat uitlichten.
Van kinds af aan, en dan heb ik het over midden jaren 70, toen het een beetje begon te leven bij mij, had ik een aardige fascinatie voor vinyl. Daar stond namelijk muziek op. Elke zwarte schijf, of dat nou een single was of een LP, klonk anders en zag er net even iets anders uit. Je ziet aan de overgang tussen de nummers dat het korte of langere nummers zijn. Bij harde en rustige passages zien de groeven er iets anders uit. En dan die labels in het midden, daar zaten ook veel verschillen in, met kleuren en logo’s. Ik kon daar uren zoet mee zijn. Ik wilde weten hoe het allemaal klonk, en hoe het me dan liet voelen. Ik absorbeerde het allemaal. Tot ik ontdekte dat, als ik iets mooi vond klinken en het vaker wilde horen, je die plaat gewoon opnieuw kon draaien. Dat ene liedje, gewoon nog een keer.
Op jonge leeftijd kreeg ik mijn eigen platenspeler, zo’n kofferdeksel model, met een versterkertje en speakers. Wat afgedankte platen van mijn ouders, en wat kinderplaten, met liedjes of sprookjes, ingesproken door stemacteurs, met geluidseffecten. Retespannend. Tot op zekere hoogte hè. Want een verhaaltje is even leuk, maar dan moest er weer muziek aan. We hadden in huis trouwens een radio, zo’n portable modelletje, en die stond regelmatig aan.
En muziek kon je kijken en luisteren via de TV. Vanaf begin jaren 70 tot eind jaren 80 was er het wekelijkse muziekprogramma Toppop, (later kwam daar o.a. Countdown bij), waarin elke week de meest populaire liedjes langskwamen. Artiesten playbackten hun nummers op een podium in een studio, of er werd een video vertoond, ook al was dat in die tijd eigenlijk meer een registratie van een playback performance. Ik keek jarenlang elke week en zat er altijd klaar voor.
In het voorjaar van 1977 kwam daar ineens het nummer Oerend Hard van de Achterhoekse band Normaal voorbij. Wat waren dat voor malloten, joh? Ze zagen er grappig uit, met eenvoudige kleren aan, hoeden op, en gekke bekken trekkend naar de camera’s. Ze rockten wel aardig. Het meest opvallende was, dat ze in het
dialect zongen van de streek waar ik woonde en opgroeide. (Doetinchem en omstreken) Te gek zeg! Super catchy liedje, wat net geen nummer 1 werd in Nederland, maar het nummer kwam regelmatig voorbij op radio en TV. Dat sloeg aan. Alleen al dat intro met de gitaren, drums en het opstartende motorgeluid: “Ik zeg Oeeehh...Vrrrroeeeemmm.... Oehhh”. Geweldig.
Dus: “Mam, mag ik daar het plaatje van?” 6 jaar was ik. Dat werd mijn 1e singeltje, dat ik zelf graag wilde hebben, zodat ik het vaker kon draaien. Uiteraard met de volumeknop op hard. Ik heb ‘m nog steeds, dat singeltje. Plaatjes draaien was mijn ding geworden. Sommige klasgenootjes hadden ook wel een singeltje of
2, maar waren er niet echt mee bezig zoals ik. Eerder hun oudere broer of zus. Als we bij ooms en tantes op bezoek gingen, was ik nieuwsgierig naar wat daar voor platen in de kast stonden. Net wat oudere neefjes en nichtjes hadden ook platen, die bekend in de oren klonken, want dat had ik gezien op TV of gehoord op de radio. En het was vanalles door elkaar. Rock, soul, disco, funk, pop, soms Nederlandstalig. Want ja, een half jaar na Oerend Hard, in oktober 1977, was daar ‘t Smurfenlied van Vader Abraham. Ik bedoel maar... Ik was nog 6, hè. Heb ik trouwens ook bewaard.
Zo begon de muziekliefhebberij. Verjaardagen, een singeltje hier, een LP daar, heel bescheiden. Dan is het zomer 1979, ik ben 8. Toppop zendt een videoclip uit. 4 beschilderde mannen in bonte kostuums, en ze spelen een opzwepend rocknummer op een disco-achtig ritme. Het is KISS. Jeeeeetje, wat is dit, zeg? Heel blits en het ziet er spannend uit. Wat een spektakel. Het lijken wel superhelden. En ze rocken! Ik was om. Dit is het! Beter wordt het niet, dacht ik. Het geluid, de muziek, de aankleding van de verschillende bandleden met ieder zijn eigen identiteit, alles klopte. Ik had wel wat platen in mijn zeer bescheiden collectie, maar hoofdzakelijk cadeau gekregen, niet bewust zelf gekocht, of voor gespaard, of specifiek om gevraagd, even afgezien van Oerend Hard. Die KISS plaat moest er komen, liefst het hele album, met meer liedjes. Daarom is dat voor mij de 1e LP.
Niet lang erna in 1980, kwamen grote partijen vinyl van de band uit Amerika naar Europa en werden hier op de markt gedumpt. De band was namelijk in hun eigen land al over hun hoogtepunt heen, en bleven ze daar zitten met grote voorraden. Overstock was dat. Werd er een hoekje van de hoes afgeknipt, of een ander klein hapje uit de rand. Dat lag dan hier voor weinig in de bakken, stapels tegelijk, want ze moesten er vanaf. Omdat KISS in ons land en de rest van de wereld later waren doorgebroken naar het grote publiek, was er nog veel vraag naar hun platen. Er zat een dubbele verzamelaar tussen en een live LP, die ik kocht van mijn gespaarde zakgeld. 15 Gulden per stuk, op de muziekafdeling van Huls Warenhuis in Doetinchem, ik weet het nog. Zo dook ik in het oudere werk en werd ik fan.
KISS was in die jonge jaren mijn band. Ze waren mysterieus. Je zag nooit hun echte gezichten in de muziekbladen, alleen de geschminkte koppen. Kon je natekenen in schoolschriften en op tassen, inclusief dat logo. En jezelf schminken en eruit zien als je muzikale helden. Dat werd uiteraard een keer gedaan, om precies te zijn Februari 1980, met Carnaval. Mijn moeder deed haar best om de gezichten van mij en m.n. broer, die ik mee had gesleurd in mijn enthousiamse, te transformeren. Mijn vader had van dun triplex hout een basgitaar en een Flying-V gitaar gemaakt, zwart geschilderd, touw erop voor snaren, plastic knopjes erop gelijmd. Zwarte broek, zilver shirt, laarzen zilver gespoten, kettingen om. Het leek al snel ergens op. Er zijn foto’s van en bewegend beeld. Dat er filmmateriaal van bestaat bleek pas vorig jaar. Een oude buurjongen van mij liet weten, dat zijn oom de optochten in ons oude dorp Zeddam ieder jaar had gefilmd met een Super 8 filmcamera, en hij heeft die filmrollen allemaal laten scannen en op Youtube gezet. Bizar om dat ineens terug te zien, na 43 jaar.
Afijn, de hype rondom de geschminkte rockers waaide over, en ik besefte langzaam maar zeker dat het andere materiaal sterker was dan dat kapotgedraaide disconummer, dat iedereen kent, en ikzelf eigenlijk niet meer kan aanhoren. Het was in Amerika destijds 1 van de grote redenen van de afnemende belangstelling voor de band. (Wil het nummer niet eens noemen, dus beste Discords mensen, zet hem asjeblieft niet op de playlist van deze week. Mijn dank is groot.)
Mede omdat het ooit mijn muzikale superhelden waren, heb ik aan het begin van dit millennium de kans gegrepen om in de huid te kruipen van bassist/zanger Gene Simmons, en heb een aantal jaren in een tributeband gespeeld. SSIK was de naam, hoe origineel. En niet alleen live die nummers spelen, maar het hele palet. Kostuums, schmink, pruik op, vuur op het podium, zelf vuur en nepbloed spuwen en vaak die tong uitsteken. Gedoe natuurlijk, maar heel veel lol gehad. Wel mooi met andere tributebandjes in 013 en de Melkweg gespeeld toen. Pakken ze me nooit meer af!